Sovjetpartijleider Nikita Chroesjtsjov besloot in 1955 dat de communistische landen in Oost-Europa de handen ineen moesten slaan. Dit nadat West-Duitsland op 9 mei 1955 lid was geworden van de NAVO.
De landen spraken af dat ze elkaar zouden steunen bij een eventuele militaire aanval. Het Warschaupact kan gezien worden als de tegenhanger van de NAVO, de in 1949 opgerichte Noord-Atlantische Verdragsorganisatie waar de Sovjet-Unie weigerde mee samen te werken. De landen die het verdrag van Warschau op 14 mei 1955 ondertekenden waren de Sovjet-Unie, Albanië, Bulgarije, Roemenië, Oost-Duitsland, Hongarije, Polen, Tsjecho-Slowakije. Albanië verliet het bondgenootschap in 1968 en zocht toen toenadering tot communistisch China. Albanië had de samenwerking in 1962 al beëindigd maar trok zich in 1968 formeel terug.
Het pact hield tot 1 juli 1991 stand. Door onder meer de val van de Berlijnse Muur verloor de Sovjet-Unie haar greep op Midden- en Oost-Europa en verloor het Warschaupact haar politieke en militaire basis. Ook het uiteenvallen van de Sovjet-Unie speelde hierbij een belangrijke rol.
In 1999 traden een aantal landen die voorheen lid waren van het communistische bondgenootschap, toe tot de NAVO: Tsjechië, Hongarije en Polen. In 2004 volgden Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen, Roemenië, Slowakije en Slovenië.
Maak jouw eigen website met JouwWeb