In 1985 kwam Michail Gorbatsjov aan de macht in de Sovjet-Unie. Hij zag in dat er wat moest veranderen en voerde perestrojka  (hervorming) en glasnost (openheid) door: de politieke en economische hervormingen om de Sovjet-Unie uit het slop te trekken. Hij trok de Russische troepen terug uit Afghanistan, legde minder nadruk op het leger en zette zich in voor betere banden met de Verenigde Staten door onder andere het nucleaire wapenarsenalen af te bouwen. Gorbatsjov probeerde de economie te moderniseren, bijvoorbeeld door op kleine schaal mensen toe te staan hun eigen ondernemingen te beginnen. Op veel belangrijke politieke posten stelde hij personen aan die voor verandering waren. Op 4 juni 1989 hield Polen als eerste Oostblokland vrije verkiezingen achter het IJzeren Gordijn, met als gevolg dat er een niet-communistische premier gekozen werd. Daarna ging het hard met de val van het communistische Oostblok. Op 23 augustus werd door Hongarije de grens met Oostenrijk weer opengezet. Amper twee maanden later hief de Volksrepubliek Hongarije zichzelf op en werd het vervangen door de Republiek Hongarije. Het tweede land achter het voormalige IJzeren Gordijn was ‘om’. Tijdens een bijeenkomst op Malta geven Sovjetpresident Michail Gorbatsjov en de Amerikaanse president George H.W. Bush op 3 december 1989 gezamenlijk een verklaring die aangeeft dat de Koude Oorlog officieel tot een eind is gekomen. De Sovjet-Unie had de Koude Oorlog verloren en ging als staat in 1991 uiteindelijk ook zelf ten onder. Als één man de erfenis van de Russische revolutie de nek heeft omgedraaid, dan was dat wel Michail Gorbatsjov. Zijn hervorming en openheid resulteerde in de ineenstorting van het Sovjet-rijk. Toch staat niet het einde van de USSR, maar de val van de Muur op 9 november 1989 sindsdien te boek als hét definitieve einde van de Koude Oorlog.