De Verenigde Staten ontdekten dat er communistische spionnen in hun land actief waren. Verder deden zich tussen 1948 en 1950 allerlei gebeurtenissen voor die duidden op een communistische opmars, zoals de Blokkade van Berlijn, het ontstaan van de DDR, de machtsovername van het communisme in China onder Mao Zedong (1893-1976) en het uitbreken van de Koreaanse Oorlog (1950-1953).

In 1947  werden allerlei mensen uit de film- en entertainmentwereld verhoord. Er waren verdenkingen dat Hollywood geïnfecteerd was door het communisme. Nagenoeg iedereen die in Hollywood werkte, werd ondervraagd dor de HUAC (House Committee on Un-American Activities). Deze instantie was in de jaren 1930 opgericht in Republikeinse kringen om het fascisme in de Verenigde Straten te bestrijden en werd na de Tweede Wereldoorlog benut om het communisme in de gaten te houden. Verder creëerde president Harry S. Truman (1884-1972) in 1947 het Federale Personeelsloyaliteitsprogramma. Hierbij hielden toezichtsraden de handel en wandel van werknemers bij de overheid in de gaten en ging men over tot ontslag als er vermoedens van communistische sympathieën waren.

Vanaf februari 1950 ontstond er, onder senator Joseph McCarthy, pas echt een heksenjacht op potentiële communisten. Met name binnen de overheid, het onderwijs en de filmwereld werden prominente figuren onder het vergrootglas gelegd en in de gaten gehouden. Het meest bekend werd de zaak-Rosenberg.  Julius en Ethel Rosenberg werden gearresteerd op beschuldiging dat ze atoomgeheimen gestolen hadden voor de Sovjet-Unie. In 1953 werd het echtpaar terechtgesteld op de elektrische stoel.

Maak jouw eigen website met JouwWeb